Danny back@ugent
Toen ik in 2011 mijn schup afkuiste met het indienen van mijn masterthesis, getiteld “Exploring and testing DNA extraction protocols, carrion beetle hosts and species in ‘De Kaaistoep’ (Netherlands)”, had ik er geen idee van waar het leven me zou brengen. (Over die thesis kan ik kort zijn: ik had geen moleculaire resultaten en vond geen Laboulbeniales op kadaverkevers. Tja, soms zit het niet mee.) Ik ging eerst uitblazen in Zuid-Frankrijk (en aldaar een B&B runnen) maar al snel kwam de wetenschapsmicrobe weer boven. Ik begon mijn allereerste manuscripten te schrijven voor publicatie in gepeerreviewde tijdschriften (tien jaar later zitten we aan 80+ gepubliceerde artikelen, wat vliegt de tijd!) en ik droomde luidop van een doctoraat. Het buitenland bleef lonken, en met veel doorzettingsvermogen en een beetje geluk zat ik al snel op een vliegtuig naar de Verenigde Staten voor een PhD aan de beroemde Harvard Universiteit. Weg was Danny. […] We spoelen door naar 2020. Na het behalen van mijn doctoraat was ik – via een ommetje in Tsjechië – in het labo van de geweldige M. Catherine Aime aan de Purdue-universiteit terechtgekomen als postdoctorale onderzoeksassistent op een project dat de fungale microbiota van romaine sla moest in kaart brengen. Maar dienstdoende president Trump dreigde de verkiezingen te winnen, er was het gevaar dat buitenlandse postdocs geen visum-verlengingen meer zouden krijgen, én ik had een postdoctorale onderzoeksbeurs binnen gehaald van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen. De keuze was gemakkelijk: ik zou terugkeren naar België en wel naar m’n alma mater waar het allemaal was begonnen.
Mijn postdoctorale beurs heeft te maken met hyperparasitaire zwammen. Ik ben geïnteresseerd in een tritrofisch systeem met vleermuizen, ectoparasitaire vliegen op vleermuizen, en ectoparasitaire schimmels op de vleermuisvliegen. Een complex verhaal waarover tot voor ons onderzoek bitter weinig gekend was. Zwammen van de Laboulbeniales-orde, in de klasse Laboulbeniomycetes, zijn microscopisch, obscuur en weinig onderzocht; ze zijn (te) lang verwaarloosd geweest door de mycologische gemeenschap. Het groepje onderzoekers dat Laboulbeniales bestudeert, focust voornamelijk op taxonomie (soortenbeschrijvingen) en ecologie (effecten op gastheren). In dit project stellen we brede vragen over diversiteit, gastheerspecificiteit, eigenschappen die parasitisme met Laboulbeniales beïnvloeden en “shifts” tussen gastheren die een rol kunnen spelen in soortenvorming. Laboulbeniales op vleermuisvliegen in de neotropen lijken meer divers in vergelijking met deze in het oostelijk halfrond. Wij trachten dit vertekend beeld op te lossen—we hypothetiseren dat er onontdekte cryptische diversiteit bestaat in Laboulbeniales uit het oostelijk halfrond. Dit betekent dat er meerdere soorten kunnen zijn, hoewel we die niet kunnen onderscheiden op basis van morfologie. Voorlopige data lijken dit ook te bevestigen. Voorts weten we reeds dat het slaap- en overwinteringsgedrag van vleermuizen een invloed heeft op parasitisme met vleermuisvliegen. We hypothetiseren dat dit gedrag ook parasitisme van vleermuisvliegen met Laboulbeniales beïnvloedt.
Een aantal soorten Laboulbeniales op vleermuisvliegen penetreert de gastheer voor voeding en houvast; we denken dat deze soorten strikt gastheerspecifiek zijn, terwijl soorten die de gastheer niet penetreren mogelijks een breder gastheerspectrum hebben. Er zijn een aantal voorbeelden van Laboulbeniales die we bestudeerd hebben (morfometrie, DNA, ecologie), zoals Hesperomyces virescens (op lieveheersbeestjes) en Arthrorhynchus eucampsipodae (op vleermuisvliegen in het oostelijk halfrond) die de gastheer penetreren. Deze taxa blijken uit meerdere soorten te bestaan. Dat betekent dat de naam eigenlijk een verzameling is voor een groep van meerdere fylogenetische soorten, elk met een specifieke gastheer. Voor Rickia wasmannii (op mieren), een Laboulbeniales-soort die zich oppervlakkig vasthecht aan de gastheer, zonder penetratie, hebben we dan weer gevonden dat dit één enkele soort is met verschillende gastheren. We noemen dit de One Host One Parasite (1H1P) hypothese. Tijdens mijn postdoc project zullen we voortborduren op deze data.
Als doctoraatsstudent was ik heel erg geconcentreerd op mijn studies met Laboulbeniales, maar gaandeweg ben ik me breder gaan interesseren in onderbestudeerde groepen fungi in onderbestudeerde habitats. De Laboulbeniales-orde is een goed voorbeeld van zo’n groep, maar de klasse van de Leotiomycetes is dat evenzeer. Leotiomycetes is een grote, erg diverse groep van ascomyceten met allerlei vormen van ascocarp—al vormen de meesten apothecia, die als schijfjes of kommetjes te zien zijn, vaak op dood hout. Leotiomycetes hebben diverse ecologische rollen—het zijn economisch belangrijke pathogenen (denk maar aan echte meeldauw enerzijds en witte-neus-syndroom anderzijds, dat miljoenen Noord-Amerikaanse vleermuizen de dood injaagt), endofyten, saproben, mycorrhizavormers, en er zijn zelfs soorten die in vliegtuigbrandstof kunnen ontwikkelen. Omdat ze zo klein zijn worden ze vaak over het hoofd gezien in het veld en hoewel ze wereldwijd gevonden worden, zijn taxonomie en systematiek voor het grootste deel bepaald door taxa uit het noordelijke halfrond. De neotropen, het gematigde zuidelijk halfrond, het hele Afrikaanse continent en Azië zijn erg “onderbemonsterd” als het aankomt op Leotiomycetes. Samen met C. Alisha Quandt van de Universiteit van Colorado Boulder heb ik een beurs gehaald van de National Science Foundation in de VS om Leotiomycetes te verzamelen in sommige van deze onderbestudeerde regio’s, hele genomen te sequencen van vers materiaal en op basis van deze massa aan data die we aan het verzamelen zijn een nieuwe classificatie voor de Leotiomycetes-klasse voor te stellen.
Ik ben altijd geïnteresseerd in kommetjeszwammen, schijfjeszwammen en ander klein grut. Stuur me gerust een email met meer informatie over je vondst, via danny.haelewaters@gmail.com. Mijn deur – alsook mailbox – staat trouwens altijd open voor opmerkingen en vragen allerhande. Tenslotte, voor meer informatie over Laboulbeniomycetes en Leotiomycetes verwijs ik graag door naar deze recente overzichtsartikelen:
- Haelewaters D, Blackwell M, Pfister DH. 2021. Laboulbeniomycetes: Intimate fungal associates of arthropods. Annual Review of Entomology 66: 257-276. https://doi.org/10.1146/annurev-ento-013020-013553 [pdf]
- Quandt CA, Haelewaters D. 2021. Phylogenetic Advances in Leotiomycetes, an Understudied Clade of Taxonomically and Ecologically Diverse Fungi. pp. 284-294. In: Zaragoza O, Casadevall A (eds.) Encyclopedia of Mycology, Volume 1. Elsevier, Amsterdam. https://doi.org/10.1016/B978-0-12-819990-9.00052-4 [pdf]
Danny Haelewaters voor Sporen (nieuwsbrief gepubliceerd door de Koninklijke Vlaamse Mycologische Vereniging)